Over verkavel cowboys & bermboeren
De Noordpolderdam loopt ergens tussen de 4e en 5e Rijweg naar Kwatta en zal naar de naam te oordelen ooit wel een landbouwdam zijn geweest. Nu is het in elk geval nog een kilometerslange zandweg, die evenwijdig aan de Kwattaweg (of heet het daar al Garnizoenspad?), in het verlengde van de Johannes Mungrastraat en de Hendrikstraat, uitgestrekte landerijen aaneen rijgt.
Groot Paramaribo rukt ook in Westelijke richting steeds verder op en de Noordpolderdam staat op het punt geasfalteerd te worden.
Het is deze wetenschap die de Surinaamse verkavelcowboys in beweging brengt. Terwijl het inkt op de verkrijgingstitel van de grond nog nat is en de nutsvoorzieningen nog verre van gerealiseeerd zijn, bieden ze er het stadsvolk dat smacht naar een betaalbare lap grond, bouwkavels aan. Kortom, bouwen maar. Wie had dat ooit gedacht. Op steenworpafstand van Uitkijk een huis bouwen op grond die maar 15 Usd. kost per m2 en toch nog meetellen als uitbreidingsgebied van Groot Paramaribo.
In Nederland, maar bijvoorbeeld ook in de VS, kennen ze dit fenomeen trouwens ook: steden die aan elkaar groeien waar rood (bebouwd) ten koste van groen (land- en tuinbouw- c.q. natuurgebied) oprukt. Geen bestemmingsplan die de verkavel cowboys hier het leven zuur kan maken. Och, het moet prettig wonen zijn tussen wat onze minister van LVV bermboeren noemt. Bermboer is synoniem voor onprofessioneel dus inefficient bedrijfen van landbouw en/of veeteelt, o.a. resulterend in de hoogste literprijs voor koeienmelk ter wereld. Je bebouwt alleen de berm.
Waar het mij trouwens om ging is dat evenwijdig aan de Noordpolderdam een trens loopt waar het in de laatste droge tijd, dus zo kort geleden als in maart 2007, nog leuk vissen was, tot aan kwie kwie’s toe kon je er buit maken. Die trens is vorige week opgehaald door Openbare Werken of Regionale Ontwikkeling. Hou me dat ten goede. Toch zat er gisteren nog een eenzame Creoolse visser, bij wie ik even informeerde naar zijn vangst. Van zijn verzuchting schoot ik vanwege zijn taalgebruik zowel als zijn aanduiding van een bekend fenomeen spontaan in de lach: “Jongu meester, den Kuldipsingh tyas a presi zakelijk!” Zie je het voor je? Bhaiwa die in de slipstream van de Catepillar zijn tjasnet met militaire precisie als een welgevormde lood-omrande pannenkoek laat vallen over al die zwampvissen die geen kant uit kunnen?
Wat onze hengelaar rest is een enkele krobia die net moet zijn bekomen van de schrik van de invasie van tjassers.
“Tra wiki na let’ dya mi ben vanga wan tu moy ptaka ete, te nanga walapa nanga kwie srefi.”
Mijn praatje met de eenzame hengelaar een meer algemene richting gevend, vraag ik: ma dang fa ay waka moro fara?
“Meester, nanga a aleng disie, a bouw kon slap. Neks no e wandel yere”.
Toen werd ons gesprek verstoord. We konden elkaar niet meer verstaan. Nog geen 100 meter verderop landde een heuze helicopter bij een bouwput, waar behalve een profisorisch opgetrokken woonkamp ook wat terreinauto’s en busjes stonden. Ik vervolgde mijn weg in die richting en zag nog net een man gewapend met een jachtgeweer in de helicopter stappen. Uit van de daar aanwezige Guyaneze bouwploeg verkregen informatie bleek dat de aannemer van het huis in aanbouw zich via een telefoontje naar vliegveld Zorg en Hoop, had laten ophalen om in het nabij gelegen zwampgebied aan zee even een hert te gaan schieten.
‘I sa mang?’ zouden we vroeger zeggen. Ik weet zeker dat ze daar tegenwoordig een andere uitdrukking voor hebben.
Wat heet: neks no e wandel?
Ontvangen jullie in elk geval weer de hartelijke Groeten uit groot Paramaribo.
Ricardo E. Meyer.