In plaats van Sarnami couplet Surinaams volkslied volkseenheid nastreven
Ter gelegenheid van 134 jaar Hindostaanse immigratie werd er op zondag 3 juni jl., door diverse hoogwaardigheidsbekleders, onder wie President Venetiaan en zijn vrouw, aan de Waterkant, een bloemenhulde gebracht bij het standbeeld van Baba en Mai, die symbool staan voor de eerste immigranten uit India, die op 5 juni 1873 voet op Surinaamse bodem zetten.
Bij deze gelegenheid riep de voorzitter van de Culturele Unie Suriname (de CUS), Asiskumar Gajadien, de Hindostaanse gemeenschap in Suriname op zich richting 135 jaar Hindostaanse immigratie, te beijveren voor:
- Een derde couplet van het Surinaams volkslied in het Sarnami
- Het uitroepen van 5 juni tot een nationale feestdag; en
- Een evenredig subsidiebeleid voor religieuze en culturele organisaties (van Hindoestanen).
Volgens Gajadien beijveren ook andere Hindostaanse organisaties zich voor deze drie punten. Hij geeft aan dat er al een vertaling van het volkslied in het Sarnami is en dat er ook een nieuwe versie in de maak is. Volgens Gajadien gaat het om de taal van een grote groep Surinamers. “Er is hier een grote gemeenschap die Sarnami praat en die moet vrij zijn te kiezen in welke taal zij haar volkslied zingt”, aldus Gajadien.
Beste vrienden,
Ik moet Gajadien gelijk geven als hij zegt dat zijn voorouders na 134 jaar trots mogen zijn dat de “zaden door hen gezaaid tot vandaag nog bloeien”. Zelfs als hij had gezegd “weelderig bloeien”, dan nog zou ik hem gelijk moeten geven.
Met zijn drie punten tellende verlanglijst ben ik het echter hartgrondig oneens!
Voor een evenredig subsidiebeleid voor culturele organisaties valt zeker wat te zeggen maar religieuze organisaties behoren in een democratische rechtsstaat die Suriname is absoluut geen subsidie te (willen) ontvangen. De principiële scheiding tussen kerk en staat verbiedt dat in alle toonaarden.
Vanwege de door henzelf zo gekwalificeerde verwevenheid van cultuur en religie bij de Hindoestanen ben ik bovendien geneigd ook qua subsidiebeleid voor cultuur als staat, grote terughoudendheid te betrachten. Hoe dan ook moet worden voorkomen dat met overheidsgeld onder het mom van cultuur, religieuze organisaties worden (mede)gefinancierd.
Zowel wat een eigen couplet als een vrije dag betreft kan ik het mijzelf makkelijk maken door te argumenteren dat als je dat bij de Hindoestanen doet, morgen tenminste ook de Javanen hetzelfde zouden kunnen verlangen, om niet te spreken van de Marrons, Inheemsen (Indianen) en Chinezen. Dat zou op zich al argument genoeg zijn om het gevraagde categorisch af te wijzen. Toch is dit nog het minste argument tegen inwilliging.
Hoe moet dit volk (ik zou haast zeggen in Gods naam) ooit een natie worden als de gerechtvaardigde emancipatieprocessen op den duur niet worden omgebogen in nationaal bewustzijn?!
Waarom blijft men pleiten voor zaken die ons scheiden?
Waarom pleit men in plaats daarvan niet voor zaken die ons binden?!
Figuren als Gajadien maken Suriname op deze manier tot ‘laughing stock of the CARICOM and the world at Large’. Zo holt de rest van de Caricom Suriname toch lachend voorbij!
Nu de vraag naar een eigen derde couplet in het Sarnami.
Het Surinaams volkslied kent twee coupletten. Eén in het Nederlands, zijnde onze officiële voertaal en één in het Sranan Tongo, de défacto verbindingstaal of lingua franca tussen alle Surinamers. Het tweede couplet wordt kennelijk ten onrechte gezien als het couplet voor de Creolen dus wij Hindostanen hebben ook recht op een eigen couplet.
Gajadien vindt dat een grote groep (of wilde hij misschien beweren de grootste groep) Surinamers, zijnde Hindostanen, “vrij moet zijn te kiezen in welke taal zij haar volkslied zingt”. Dit is klinkklare onzin. Ons volk wordt bewust zowel als onbewust al verdeeld in ontelbare zuilen (eigen politieke partijen, scholen, verenigingen, Radio en TV Stations, etc) die elk voor zich en tesamen wel ergens goed voor zullen zijn maar als ze één groot goed NIET bevorderen is het wel de alles verbindende eenheid die broodnodig is om de neuzen van alle Surinamers dezelfde kant op te laten wijzen, waar het onze ontwikkelingsrichting betreft.
Ons volkslied behoort tot de weinige grootheden die net als onze nationale vlag juist onze eenheid symboliseert. Wij zingen allemaal hetzelfde lied; dezelfde twee coupletten; en nu wil ene Gajadien dat een deel van ons volk zus en een ander deel zo gaat zingen? Ik hoop niet dat deze meneer ergens in dit land voor de klas staat. Op basis van wat hij bepleit durf ik er gif op in te nemen dat kinderen die onder zijn invloed opgroeien, hun Surinamer zijn nooit voorop zullen leren stellen en dat is nou net wat ze in de allereerste plaats wel zijn.
Wat dat betreft chapeau voor Radio Zon, die in hun programmering alle gezindten proberen te bedienen.
Voor wat het pleidooi voor een eigen nationale feestdag betreft kan ik na het bovenstaande kort zijn. Niet hier; niet in dit Suriname. Wij moeten ervoor zorgen dat elk nationaal feest door alle Surinamers kan worden gevierd. Elk nationaal feest moet elke Surinamer kunnen bezielen prioriteit te geven aan wat ons verbindt in plaats van wat ons scheidt.
Let wel, ik heb alleszins oog op de positieve verworvenheden van de (nakomelingen van) Baba en Mai. Zo onderken ik dat de Brits-Indische immigranten die als contractarbeiders naar Suriname zijn gebracht, hier vaak onder erbarmelijke omstandigheden hard hebben geploeterd om zichzelf en Suriname als geheel vooruit te helpen. Het volharden en de spaarzaamheid die zij hun nazaten meegaven, zijn voorbeeldige eigenschappen waar elke Surinamer kracht uit kan putten.
Vandaar mijn oproep om de energie die wij met z’n allen nodig hebben om het ontwikkelingsproces van ons geliefd Suriname te accelereren, niet te laten weglekken in de verkeerde richting. Laten wij onze energie in plaats daarvan inzetten voor welzijn, ontwikkeling, welvaart en stabiliteit op een substantieel hoger niveau dan we tot dusver al hebben bereikt.
Onze menselijke zowel als natuurlijke hulpbronnen stellen ons daartoe ruimschoots in staat.
Zogenaamde leiders van dit volk die zich in plaats van door het nationaal belang beperken tot het eigen- en/of groepsbelang moeten we liever vandaag dan morgen afdanken en vervangen.
Paramaribo, 8 juni 2007,
Ricardo E. Meyer.